1915 - Dodendraad St-Huibrechts-Lille
De elektrische draadversperring in Sint-Huibrechts-Lille
De bedoeling van de elektrische draad tijdens de 1ste Wereldoorlog was o.m. te verhinderen dat jongeren via Nederland en Engeland als vrijwilliger aan de IJzer zouden geraken.
Wat heeft Sint-Huibrechts-Lille met de elektrische grensversperring te maken?
Deze draadversperring liep langs de Maasoever van Maastricht tot Maaseik en dan verder langs de Limburgse en Antwerpse Kempen tot in Zeeuws-Vlaanderen.
Lille was betrokken hij de eerste inplanting’ van de draad, Deze liep namelijk vanuit Lozen, over de Hork, de Broekkant en de Geuskens naar de Quatre-Bras tussen en Lille en Achel. Vandaar ging ze gedeeltelijk door het Hageven naar Lommel-Schoor en dan naar de eigenlijke grens (geel/rood op de afbeelding)
Eén van de eerste zorgen van de bezetter was hei afsluiten van onze grens met Nederland. Er was de eerste maanden slechts controle bij de douane posten, naderhand met patrouilles over de hele grens. Toen de Duitsers gewaar werden dat dit systeem niet hielp, begonnen ze in 1915 met de schrikdraad. Waar mogelijk werd een kanaal of rivier als grens genomen, soms zelfs zonder draad.
In de periode dat het kanaal de grens vormde tot Brug 4, zijn in Lille August DAOUT. Ferdinand en Willem Hector DE BURBURE DE WEZEMBEEK doodgeschoten hij hei oversteken van het kanaal.
De elektrische draadversperring, waarop een stroom van meer dan 2.000 volt stond, werd eerst ten zuiden van de dorpskernen van Achel en Hamont geplaatst. Maar hierdoor werden de gemeenten Hamont en Achel afgesloten van de rest van Limburg, Ook voor Lille betekende dit dat zich 12 huisgezinnen met 72 personen achter de draad bevonden. Voor Hamont en Achel waren er dus geen bevoorradingsproblemen.
H. Willekens schrijft over de situatie in Hamont in “Bijdrage tot de geschiedenis van Hamont’
“De Hamonter teuten Jan Rijcken, Jan Wouters en anderen, kochten in Nederland bloem voor rekening van de gemeente Hamont. Deze bloem werd verzonden naar Budel, waar de bakkers Theeuwen, Staals, Rooymans en Elisabeth de Smid ze verwerkten tot brood dat vervolgens per paard (ezel) en kar naar Hamont werd vervoerd door brouwer Henri Lenders, maar meestal door Adriaan Beliën die duizend broden op één kar kon laden. Deze manier van bevoorrading hield stand tot in augustus 1916, toen de ganse Nederlandse grens werd afgesloten door een draadversperring onder elektrische hoogspanning. Deze versperring werd geleidelijk opgevoerd tot 10 draden boven elkaar en opgehangen aan telefoonpalen, waarlangs tevens de stroom werd aangevoerd.”
Louis Spaas, die in Hamont woonde, schreef aan zijn neef Alfons Kerkhofs vanuit Budel op 23 juli 1915:
Van Lille en verder kan men voorloopig geen pas krijgen voor Holland. Wij kunnen ook geen pas meer krijgen om over het kanaal te gaan, wij zitten in de grenszone, doch voor Holland hebben wij meer gemak. Nu, Theodore (Spaas en nonkel van Alfons Kerkhofs), die kan op den Hork komen en daar kunnen wij elkander spreken...”
En Theodoor Spaas vertelde het nieuws dan door aan moeder Kerkhofs, zijn zus en overbuur in Lille.
De Duitsers zagen wel in dat de grensscheiding tussen Lille, Hamont en Achel niet klopte en verplaatsten in 1916 de draad naar de ‘echte’ grens. Toen werd de Achelse Kluis in twee gesneden, omdat de gebouwen en de landerijen van de abdij zich op Belgische en op Nederlands gebied bevonden.
Het systeem van de elektrische draad bestond uit drie rijen palen met stevig draadwerk, die parallel op afstand en van twee meter zijn aangebracht. De middelste draad moest dienen voor de elektrische stroomgeleiding. De buitendraden vormden een bescherming. Ze bestonden uit vlechtwerk van draden en ijzeren latten, soms ook uit dooreengevlochten prikkeldraad. De aangebrachte versperring was ongeveer twee meter hoog en de middelste draadversperring bestond uit vier draden die om beurten werden geladen met stroom. Gezien onze streken in die tijd nog niet voorzien waren van elektriciteit, verwekten de Duitsers de stroom met generatoren of namen ze af van de fabrieken in de omgeving. De generatoren waren opgesteld in wachtlokalen, die langs deze draadversperring waren aangebracht. Op de Geuskens stond zo’n wachtlokaal, waarin naast een alarm ook signaallampen waren aangebracht. Ingeval van alarm gingen deze lampen branden en wist de vijand waar ‘iemand of iets’ aan de draad bezig was of erin hing.
In ‘Het Belgisch dagblad’ van 9 februari 1917 staat:
“De Duitschers hebben nog twee electrische draden boven de zes reeds bestaande geplaatst, zoodat de versperring thans 80 cm hooger wordt. Het overklimmen is hierdoor wel bijna onmogelijk gemaakt en ook het verbuigen der draden zal moeilijk meer gaan, daar de draden onderling met ijzeren spillen verbonden zijn. Met dit werk was men Zaterdag gevorderd tot aan den provinciale weg Budel-Hamont, richting Bocholt-Achelse Kluis. Ook zegt men dat onder den grond nog een electrische geleiding is aangebracht.”
Toen de versperring Hamont-Achel van de rest van Limburg afsloot, was er een poort met wachtpost opgericht aan de Quatre-Bras. Daar kon men zonder gevaar doorheen, doch het kon slechts gebeuren als men in bezit was van het vereiste doorgangsbewijs of Passierschein’.
Omdat men niet legaal naar Nederland kon oversteken om als vrijwilliger aan het IJzerfront te geraken of in Nederland te gaan smokkelen, moest men deze draadversperring doorgeraken. De mensen waren in deze streek niet gewoon met elektriciteit om te gaan.
A. Claassen schrijft in een artikel over “Het IJzeren Gordijn 1914-1918” :
“Omdat de mensen geen enkele ervaring hadden van elektriciteit was liet een akelige nieuwigheid . de dood die toesloeg vanuit een onschuldig uitziende draad.”
Er zijn dan ook meerdere slachtoffers gevallen, o.a. de Lillenaar Waltherus ‘Teer’ WOUTERS, geboren op 8 oktober 1894 en doodgebleven bij het oversteken van de grens op 31 augustus 1916 te Neerpelt. Hij wilde zich als oorlogsvrijwilliger gaan aanmelden. Volgens pastoor Van de Weyer werd Waitherus Wouters doodgeschoten aan de versperring bij het oversteken van de grens. Ook meester Kreemers schreef : “Op 31 Oogst 1916 poogde een Lillenaar de genaamde Walther Wouters langs Neerpelter grondgebied door de draadversperring te geraken, doch betrapt door onhebbelijke Pruisen werd hij onmede-doogend doodgeschoten op liet ogenblik dat hij de grenzen wilde overschrijden. Zijne begrafenis had drie dagen later in ‘t bijzijn van vele personen des dorps plaats.”
Om de draad te ‘passeren’ werden meerdere methodes aangewend. Met wollen dekens de draden omwikkelen was nogal omslachtig. Ervaren 'passeurs’ hadden een houten kader, dat ze konden openspannen. De draden gewoon doorknippen was niet zonder risico, omdat men niet wist welke draad geladen was en omdat de soldaten, ingelicht door hun signaallampen, onmiddellijk begonnen te schieten langsheen de versperring. Wanneer de Duitsers lucht kregen van een geslaagde overtocht, werd onmiddellijk gans de gemeente gestraft.
Waar de elektrische draad heel wat kommer en kwel meebracht, omdat boeren niet meer op hun weilanden konden geraken, stonden anderen soms voor een aangename verrassing.
Louis Driesen vertelt
“Mijn vader moet, naar zijn zeggen, ‘s morgens tientallen fazanten. konijnen en hazen (geëlektrocuteerd) uit die draad hebben gehaald, wat toen een welgekomen aanvulling was van het karig rantsoen.
Uitbeelding dodendraad slachtoffer Waltherus Wouters tijdens de "Vredesstoet van augustus1919"
Verzetsvrouw Sophie JANSEN werd geboren te Sint-Huibrechts-Lille op 12 november 1869 als dochter van Jacobus Jansen, kleermaker en Caroline Lemmens. Zij overleed te Sint-Huibrechts-LiIle op 20 december 1929.
Op 18 mei 1892 trouwde Maria Sophia, kortweg Fie, met Joannes Henricus Gielkens, beter gekend als Langen Driek. Deze was geboren in Grote-Brogel op 31 oktober 1860. Na een 5-tal jaren in Grote-Brogel gewoond te hebben, bouwden ze zich in de Broekkant een klein laag lemen huisje. Dat deden ze volgens Catharina Henrica Janssen, beter gekend als Jet van Zjang van Doorke, wed uwe van Jaak Bax, op één nacht, want ze hadden geen vergunning van de gemeente. Ze dachten : "Eens dat het er staat, moeten we het toch niet meer afbreken."
De familie werd uitgebreid met 8 kinderen, waarvan het oudste doodgeboren werd. Langen Driek was dagloner en Fie deed het huishouden.
In een plaatselijk blad van 1921 werd verslag uitgebracht van een huldiging voor haar:"Sint-Huibrechts-Lille
Verleden Zondag (30 juni 1921), na de hoogmis, werd hier op het gemeentehuis de oorlogsmedaille overhandigd door de heer Jos. Ceelen, bestendig afgevaardigde, in bijzijn van de gemeenteraad, aan Mevrouw Sofia Gielkens-Janssen, als beloning voor haren moed, vaderlandsliefde en de talrijke diensten aan ons dierbaar vaderland bewezen, gedurende de Duitse bezetting. Veel tijd heeft zij daaraan besteed, vele jongelingen door de versperring geholpen en geherbergd, soms gedurende verscheidene dagen, ondanks de grote moeilijkheden welke zij zeer dikwijls tegenkwam. Eindelijk werd zij door den Duitsen bezetter weggevoerd, van rechtbank tot rechtbank gesleurd en tot drie en een halfjaar gevangenis veroordeeld. Enkele dagen voor den wapenstilstand werd zij in vrijheid gesteld. Zij kwam terug in Lille en Duitsche soldaten brachten haar naar huis. Niet verveerd voor den dwingeland riep zij, als zij uit de sta ie van Lille kwam en in het bijzijn der Duitsche soldaten 'Leve België'. Met recht heeft zij deze hoge onderscheiding verdiend. Ook heeft het gemeentebestuur er aan gehouden haar dit eereteeken met grote plechtigheid te overhandigen. De heer Jos. Ceelen, bestendig afgevaardigde, in eene roerende rede, sprak haar allen lof toe, waarna hij haar het welverdiende eereteeken op de borst spelde en de fanfare 'Vermaak na Arbeid' de Brabançonne aanhief. Daarna bedankte de nieuw gedecoreerde het bestuur en richtte nog eenige welgepaste woorden tot de menigte, die voor het gemeentehuis had plaats genomen. Ze eindigde met de woorden 'Leve België, leve de Koning!'
Woensdag, feestdag van de H.H. Apostelen Petrus en Paulus, heeft de fanfare 'Vermaak na Arbeid' haar nog een schone serenade aan huis gebracht. Menig glaasje werd op de gezondheid van Mevrouw Gielkens-Janssen, haar man en kinderen gedronken en iedereen hoopt dat de moedige vrouw die zich zo flink wist te gedragen gedurende de oorlog nog lange jaren hare welverdiende onderscheiding moge dragen."
De lange jaren zijn eerder kort geweest, want in 1929 hield hoofdonderwijzer Harry Vandervelden een lijkrede voor haar in naam van de oudstrijders. (40)
"Diepbedroefde familie
Vrienden Soldaten en Oudstrijdersbonden,
In naam van den oud-strijdersbond weze het ,mij toege aten aan den boord van dit graf een laatste dankbare hulde te brengen aan de nagedachtenis van een vrouw die in de bange dagen van den wilden wereldoorlog met waren heldenmoed en reine onbaatzuchtigheid die in haar moederziel en moederlijk hart het lijden en het wee meevoelden van al degene die stonden in het kruitdamp, die onverpoosd haar zwakke krachten inspande en tot heldendaden dwong, wier herinnering de tijden door met erkentelijkheid en fierheid als een erfstuk van geslacht tot geslacht zal overgedragen worden...
Bron : Uit "Getrouw aan het volk en land" ©1998 Heemkundige kring Sint-Huibrechts-Lille